• na·spo·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord nasporing nasporingen
verkleinwoord

de nasporingv

  1. onderzoek om de ware aard van iets te ontdekken; onderzoek naar wat anderen mogelijk verborgen willen houden
    • De opnamen hebben enig resultaat gehad. Onrustig geworden door de nasporing van de Keuringsdienst gaat Albert Heijn de naam van de soep veranderen (wordt waarschijnlijk rundersoep); Unox doet iets aan de receptuur (één flintertje staart erbij en de naam kan behouden blijven). De huismerken van de overige supermarkten houden de boot nog af. Volgens de regels mag je kennelijk liegen over je product. [2] 
    • De minister neemt een aantal maatregelen. Hij gaat onder meer in kaart brengen hoe de organisaties functioneren. Als uit nieuwe nasporingen blijkt dat een beweging de integratie belemmert, kunnen subsidies worden stopgezet. Asscher wil meer oriëntatie op en binding met de Nederlandse samenleving. [3] 
85 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Het Parool TEUN VAN DE KEUKEN 26 OKTOBER 2013 Ossenstaart in zak
  3. De Telegraaf 26 sep. 2014 Asscher wil meer openheid Turkse organisaties
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be