naaimand
- naai·mand
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naaimand | naaimanden |
verkleinwoord | naaimandje | naaimandjes |
- schaal of mand waarin men handwerkbenodigdheden kan bewaren
- De dag dat de eindelijk tot advocaat beëdigde Jacob Willem het "vadermonster" voorgoed uit zijn leven zet en in een wankele stemming troost zoekt bij zijn stroeve moeder, vindt hij haar spaarbankboekje in de naaimand. [2]
- "Even mijn handen wasschen", mompelde Eduard, en daalde af naar de wijnkelder. Hij zocht tusschen stoffige flesschen, oude kranten en automobiel-onderdelen van oom Bastiaan, die graag knutselde; terwijl Erica niet heur haren uitkamde, maar de logeerkamer, en de linnenkasten, en de naaimand die nog van oma is geweest. Niets. [3]
1.
- Het woord 'naaimand' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naaimand" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC A. van Dis 29 november 1996 Engagement met de ploeteraar; De wraak van Moreau en Katadreuffe
- ↑ NRC D. van Oort 21 april 2000 De schat van Paascheiland
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be