• naad·loos
  • afgeleid van naad met het achtervoegsel -loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen naadloos naadlozer naadloost
verbogen naadloze naadlozere naadlooste
partitief naadloos naadlozers -

naadloos

  1. zonder merkbare overgang; zonder naad aan elkaar bevestigd
    • Naadloze stalen buizen. 
  2. ongemerkt, gladjes

naadloos

  1. op naadloze wijze
    • Met Photoshop kun je twee foto's naadloos aan elkaar voegen. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be