• mu·zel·man
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘moslim’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1622 [1]
  • afgeleid van het Franse musulman [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord muzelman muzelmannen
verkleinwoord muzelmannetje muzelmannetjes

de muzelmanm [4]

  1. (religie) een aanhanger van de islam
55 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[5]