muurkas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- muur·kas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van muur en kas [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | muurkas | muurkassen |
verkleinwoord | muurkasje | muurkasjes |
Zelfstandig naamwoord
- (bouwkunde) kas waarvan een zijde samenvalt met een muur
Vertalingen
1. kas waarvan een zijde samenvalt met een muur
Gangbaarheid
- Het woord 'muurkas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.