Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·se·aal
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen museaal musealer museaalst
verbogen museale musealere museaalste
partitief museaals musealers -

Bijvoeglijk naamwoord

museaal [2]

  1. betrekking hebbend op een museum, geschikt voor een museum
    • Of het dan niet elitair is om zijn werk nu in een museum te exposeren? "Ja en nee," zegt Gruen. "Haring wilde een kunstenaar van het volk zijn, maar tegelijk had hij ook de ambities om museaal werk te maken." Beide zijn gelukt, al is hij daar nooit rijk van geworden. "Dat verklaart waarom hij zo vaak schilderde op papier en zeildoek van vrachtwagens, het zijn beide goedkope materialen." [3] 
    • De droom van Oldenzaal moet in de ogen van de WBO-directeur eveneens zijn dat de stad over vijftien jaar onherkenbaar in haar voordeel is veranderd. "Zodanig dat mensen van buiten de stad Oldenzaal weten te vinden als het gaat om wonen, werken en genieten. Er zijn al veel ideeën, onder meer op museaal gebied, waarmee Oldenzaal onderscheidend vermogen kan creëren." [4] 
    • Bezoekers van Erve Brooks en Erve Niehof stuiten op de zolder van de boerderij in Gelselaar op een ongewone tentoonstelling van stenen en fossielen, uitgestald in uiteenlopende vitrines en kasten en voorzien van bijschriften in allerlei vorm. Temmink: „Adriaan Buter liet de schelpen, walvisbotten en al het andere graag zien samen met kaartjes en afbeeldingen die het allemaal wat nader duidden. Professioneel museaal om zo te zeggen oogt het allemaal niet. Maar als hier wetenschappers over de vloer komen, zijn ze meestal toch aangenaam verrast. Als ik me verontschuldig voor de plaatjes, reageren de meesten in de trant van: dat maakt niet uit, het verhaal klopt exact!” [5] 
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen