muda
- mu·da
muda
- bermuda, bermuda-muda, kemudaan, kemuda-mudaan, memudakan, mempermuda, pemuda, pemudaan, permudaan, semuda, termuda
- [5] merah muda
- mu·da
enkelvoud | meervoud |
---|---|
muda | mudas |
muda v
- verandering, wisseling
- verschoning (van kleren)
- het vervellen, vervelling, rui
vervoeging van |
---|
mudar |
muda
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mudar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mudar
vervoeging van |
---|
mudarse |
muda
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mudarse
- muda in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española