mudarse
- mu·dar·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mudarse |
mudaba |
mudado |
volledig |
mudarse
- wederkerend veranderen van, wisselen van
- verhuizen
- vervellen, ruien
- zich verkleden, zich omkleden
- [1] cambiarse
- mudarse in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española