verkleden
- ver·kle·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verkleden |
verkleedde |
verkleed |
zwak -d | volledig |
verkleden
- wederkerend zich ~ andere kleren aandoen
- zich vermommen door andere kleren aan te trekken
- ▸ Soms ook gehuld in een schapevacht, een ruige muts op het hoofd en een ketting in de hand. Of verkleed als duivels... 'Zijn hier ook stoute kinderen? ??[1]
- verkleding, verkleedfeest, verkleedkist, verkleedkleed, verkleedkoffer, verkleedlokaal, verkleedpartij
1. andere kleren aandoen
2. zich vermommen door andere kleren aan te trekken
- Het woord verkleden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verkleden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be