• mou·la·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord moulage moulages
verkleinwoord - -

de moulagev

  1. afgietsel van een model, driedimensionale kopie
    • Naar ditzelfde moulage, waarvan een negatief wordt bewaard in het Rijksarchief te Brussel, nr 18490, genomen op een zegel hangend aan een acte van 1283, ziet men een reproductie bij Fl. Prims, Geschiedenis van Antwerpen, II, 4e boek, ‘Fastes’, Regesten, Zegels, Munten. [2]
  2. (kleding) mode ontwerpen door textiel direct op een paspop of het lichaam in model te brengen
    • Marsha Hüskes ontwerpt vanuit "moulage". Ze drapeert een lap stof om een torso en plooit en vouwt totdat ze een nieuwe vorm gevonden heeft.  [3]
  3. (medisch) het wat over elkaar schuiven van de nog niet met elkaar vergroeide delen van de schedel bij een baby tijdens de bevalling zodat het hoofd door de bekkenopening kan
    • Door de huisarts in consult geroepen moest ik eens thuis een te lang durende bevalling beëindigen; dit ging op eenvoudige wijze en er kwam een krachtig schreeuwende baby, maar door de lange duur was het hoofdje uitgerekt, bijna als een Egyptisch koningshoofd. Dit heet „moulage", is onschuldig en is na een paar dagen verdwenen. [4]
  4. (verouderd) (geschiedenis) vergoeding voor het gebruik van een molen
    • Ommeschrijvinge van de moulage voor den jaere 1724 gedaen door d'heeren Phle Frans' Desales, voorschepen, ende Pr. Claeis, greffier, der stede ven Wervick, van alle de persoonen groote ende cleene, bevonden binnen de selve stede, gedaen den 22e en 23e meij 1724. [5]


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  moulage     le moulage     moulages     les moulages  

moulage m

  1. vervaardiging van afgietsels
  2. afgietsel
  3. het vermalen met behulp van een molen
  4. vergoeding voor het gebruik van een molen