• mo·der·nist
enkelvoud meervoud
naamwoord modernist modernisten
verkleinwoord

de modernistm

  1. aanhanger of volger van het modernisme; iemand die houdt van de nieuwste snufjes
    • Terug naar Ataturk. Hij was modernist, verbood hoofddoekjes en de fez. Voerde het westerse schrift in. Zijn biografie geeft een mooi inzicht in hoe het persoonlijke leidend kan zijn bij politiek handelen. Want waarom verbood hij het dragen van de fez? Het lijkt erop, dat zijn eigen complexe persoonlijkheid een rol speelde. Als generaal is hij in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog op bezoek bij de Franse troepen. Hij woont legeroefeningen bij. Alle Turkse officieren dragen dan nog de fez. Na iedere oefening volgt, samen met hoge Franse officieren, een analyse van de 'veldslag'. [2] 
    • Echt veranderd ben ik op Columbia University in New York. waar ik theologie studeerde. Ik trof een hoogleraar die ons veel leerde over psychiaters als Jung en Freud en allerlei mystici. Haar stelling was: we hebben een mystieke ervaring, hopelijk met God. We hebben daarvoor een psychologische en een theologische taal. Het was het einde van mijn poging om eenzijdig modernist te zijn. Ik had bovendien ontdekt: rationele filosofie raakt me niet. Ik besloot de kerk een tweede kans te geven.” [3] 
    • Kern van de verzameling zijn veertig schilderijen van Jan Sluijters, de lievelingsschilder van het echtpaar Blokker. Daarnaast vele tijdgenoten van Sluijters, onder anderen Leo Gestel en Jan Toorop, die met Van Gogh gerekend worden tot de eerste Nederlandse modernisten. Singer Laren ontvangt van Els Blokker bovendien de middelen om een nieuwe vleugel aan het museum te bouwen, waar de werken vanaf eind 2020 worden getoond. [4] 
93 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]