miszien
- Geluid: miszíén (hulp, bestand)
- IPA: / mɪsˈzin / (2 lettergrepen)
- Geluid: míszien (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɪsin / (2 lettergrepen)
- mis·zien
- van Middelnederlands missien ww , op te vatten als samenstelling van mis bw en zien ww [1]
- [2] vervoeging van miszien: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
miszien |
miszag |
miszien |
klasse 5
onregelmatig |
volledig |
miszíén
- inergatief niet of verkeerd zien, een verstoorde waarneming hebben
- inergatief onjuiste opvattingen hebben
- ▸ ⧖ Maar vooral de beperktheid van de sociaal-economische taak, die maar een gering onderdeel vormt van het groote politieke werk, is een reden van schade, omdat de algemeen-bekende overschatting, die deze leiders ten aanzien van hun werk koesteren, ófwel dat groote politieke werk niet doet zien, ófwel het sociaal-economische groepswerk er te pas en te onpas doorheen haalt. (Een malligheid als b.v. de „Sociale Kamer” inplaats van de bestaande overbodige Eerste Kamer, kon dan ook maar alleen uit die overschatting, dat miszien en dat dooreenhalen worden geboren!)[4]
vervoeging van: | miszien… |
geen verbogen vorm |
miszíén
- voltooid deelwoord van miszien
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
miszien |
zag mis |
misgezien |
klasse 5 | volledig |
míszien
- overgankelijk niet opmerken of anders waarnemen dan het is
- ▸ Maar ze ging nu tegen de dertig. Zij was niet gewoon haar tekortkomingen te miszien — dat bracht maar teleurstelling — en zij rekende dat het dan tijd ging worden, een andere positie in te nemen. Zij wilde getrouwd zijn.[5]
- overgankelijk waarnemen als een ongunstige eigenschap
zich míszien
- wederkerend niet goed waarnemen
- Het woord miszien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "miszien" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[8] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Teirlinck, Herman“Maria Speermalie, 1875-1937 : Levensgetijden op de Heerlijkheid 't Homveld” (1942), Wereldbibliotheek, Amsterdam, p. 123/124
- ↑ Weblink bron Veraart, J.A.“Staatkundige kronieken” (1933), Pax, Den Haag, p. 61/62
- ↑ Weblink bron Bruggen, C.J.A. van“Een goed huwelijk”, 3e druk (1925), Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam, p. 96
- ↑ Weblink bron A. Thiry“Gasten in het huis ten halven.”, Davidsfonds, Leuven, 1932, p. 45
- ↑ Weblink bron Vreese, Willem de (red.)“Die eerste bliscap van Maria” (1931), p. 186
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be