• mis·hap
  • Afleiding van het Engelse zelfstandige naamwoord hap met het voorvoegsel mis-
enkelvoud meervoud
mishap mishaps

mishap

  1. fiasco, flop, misrekening, misslag, ongeluk, ongeval, slag, sof, teleurstelling, tegenvaller, terugslag
    «Women and children were among five members of family killed in a road mishap
    Vrouwen en kinderen waren onder de vijf leden van de familie die gedood werden in een verkeersongeval.