Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • mis·da·di·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van misdaad met het achtervoegsel -ig en met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord misdadiger misdadigers
verkleinwoord misdadigertje misdadigertjes

Zelfstandig naamwoord

mísdadiger m

  1. (juridisch) iemand die daden pleegt die een ernstig vergrijp tegen de wet vertegenwoordigen.
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

misdádiger

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van misdadig

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be