minute
- zelfstandig naamwoord:
- minute (US) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈmɪnɪt/
- bijvoeglijk naamwoord:
- minute (US) (hulp, bestand)
- IPA: /maɪˈnjuːt/
Naar frequentie | 396 (zelfstandig naamwoord) |
---|
enkelvoud | meervoud |
---|---|
minute | minutes |
minute
- (natuurkunde), (tijdrekening), (eenheid) minuut (een eenheid van tijd)
- You have one minute to complete the test.
- (aardrijkskunde), (eenheid) minuut, een zestigste van een graad
- We need to be sure these maps are accurate to within one minute.
- notulen (meervoud - minutes) (het verslag van een bijeenkomst)
- Let's look at the minutes of last week's meeting.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to minute |
he/she/it | minutes |
verleden tijd | minuted |
voltooid deelwoord |
minuted |
onvoltooid deelwoord |
minuting |
gebiedende wijs | minute |
minute
Naar frequentie | 3559 (bijvoeglijk naamwoord) |
---|
minute
- mi·nute
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
minute | la minute | minutes | les minutes |
minute v
- minute papillonho-ho-ho! wacht eens even!
vervoeging van |
---|
minuter |
minute