(klemtoonhomogram)

zelfstandig naamwoord:
bijvoeglijk naamwoord:
Naar frequentie 396 (zelfstandig naamwoord)


enkelvoud meervoud
minute minutes

minute

  1. (natuurkunde), (tijdrekening), (eenheid) minuut (een eenheid van tijd)
    • You have one minute to complete the test. 
  2. (aardrijkskunde), (eenheid) minuut, een zestigste van een graad
    • We need to be sure these maps are accurate to within one minute. 
  3. notulen (meervoud - minutes) (het verslag van een bijeenkomst)
    • Let's look at the minutes of last week's meeting. 
vervoeging
onbepaalde wijs to  minute 
he/she/it  minutes 
verleden tijd  minuted 
voltooid
deelwoord
 minuted 
onvoltooid
deelwoord
 minuting 
gebiedende wijs  minute 

minute

  1. overgankelijk notuleren


Naar frequentie 3559 (bijvoeglijk naamwoord)

minute

  1. minuscuul, nietig


  • mi·nute
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  minute     la minute     minutes     les minutes  

minute v

  1. (tijdrekening) minuut
vervoeging van
minuter

minute

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van minuter
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van minuter
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van minuter