• mij·ner

mijner

  1. (verouderd) genitief van ik
    • Heer, ontferm U mijner! 

mijner

  1. (verouderd) genitief v (van) mijn
    • De wil mijner vrouw is mij wet. 
  2. (verouderd) genitief mv (van) mijn
    • Dit is het land mijner vaderen. 
78 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be