middenpad van een kerk
  • mid·den·pad
enkelvoud meervoud
naamwoord middenpad middenpaden
verkleinwoord

het middenpado

  1. het pad in het midden van een ruimte
    • Janna Strub uit Uithoorn ging de eerste dag van september even boodschappen doen bij AH "en wie schetst mijn verbazing: op een aparte stelling in de entree naast het middenpad staan alweer de Sint Nicolaas-versnaperingen. Banketstaven, pepernoten, speculaas, al dan niet gevuld, enz."[3] 
  2. (figuurlijk) de middenweg die geen keuze maakt tussen het ene of het andere
    • Vincent, achterkleinzoon van oprichter Willem Vroom, maakte zich eind vorig jaar geen enkele illusie dat de zaak nog zou zijn te redden. „Boos ben ik wel geweest, want jarenlang bleven de opeenvolgende directies het middenpad bewandelen. Het pruttelde te ver door in een non-formule.”[4] 
    • Het weer eens wat anders: de veiligheidsinstructies aan boord van een vliegtuig rappend brengen in plaats van via een televisiescherm of praatje in het middenpad.[5] 
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]
  1. middenpad op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Telegraaf 02 sep. 2015
  4. de Telegraaf MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL 23 dec. 2016
  5. de Telegraaf PRISCILLA SPEIJER 11 feb. 2013
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be