middagkerk
- Geluid: middagkerk (hulp, bestand)
- mid·dag·kerk
- samenstelling van middag zn en kerk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | middagkerk | middagkerken |
verkleinwoord |
- (religie) kerkdienst gehouden in de middaguren
- ▸ Het werd zoo stil als in de middagkerk, temeer omdat het Spaarne Zondags bijna niet door groote schepen werd bevaren, er zelden of nooit een vroolijk 'brug omhoog!' weêrklonk.[2]
- ▸ Bij het kerkgangetje Zondagsmorgens, want Jaap ging 's middags, 'binnen-door' reeds mee naar de middagkerk, wanneer om kwart-over-negenen de reek de straat uitkwam, over de brug naar 't huis van Jan de Lapper, keek hij meestal naar de drukkerij-kant uit of waar de schepen met bedekte ruimen druilden of waar een schipper in zijn bonte boezeroen op-sloffen aan de walkant 'Sting'.[3]
- Het woord 'middagkerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294