met inbegrip van
- Geluid: met inbegrip van (hulp, bestand)
- IPA: /ˌmɛtˈɪmbəɣrɪpfɑn/
- met in·be·grip van
- vaste verbinding van met (voorzetsel), inbegrip (zelfstandig naamwoord) en van (voorzetsel)
met inbegrip van
- (formeel) en als deel daarvan ook, en bijbehorend
- De woning met inbegrip van de schuur moet dinsdag zijn ontruimd.
- Het woord met inbegrip van staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.