m.i.v.
[1]
[2]
- m.i.v.
m.i.v.
- vanaf, beginnende, aanvang hebbende
- U kunt m.i.v. 1 maart van de woning gebruik maken.
- en als deel daarvan ook, en bijbehorend
- De camera m.i.v. statief kost maar 300 euro.
- [1] met ingang van
- [2] met inbegrip van
- Het woord m.i.v. staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.