Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mest·vork
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mestvork mestvorken
verkleinwoord mestvorkje mestvorkjes

Zelfstandig naamwoord

de mestvorkv / m

  1. (landbouw) gereedschap om mest te verplaatsen met meestal 4 scherpe tanden en een kortere steel, soms met een handgreep
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be