Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: mes


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mess
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘officiers- en onderofficierseetzaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1835 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord mess messes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de messm

  1. eetzaal voor officieren en onderofficieren
  2. bende, smeerboel, puinhoop
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
mess messes

Zelfstandig naamwoord

mess

  1. puinhoop
  2. smeerboel