• me·sen
  • Benoemd na de Romeinse rijke Gaius Cilnius Maecenas
Naar frequentie 58114
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mesén     mesénen     meséner     mesénene  
genitief   meséns     mesénens     meséners     mesénenes  

mesen, m

  1. (kunst), (wetenschap) beschermheer, beschermvrouw, mecenas, beschermer, beschermster, patroon


  • me·sen
  • Benoemd na de Romeinse rijke Gaius Cilnius Maecenas
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mesen     mesenen     mesenar     mesenane  

mesen, m

  1. (kunst), (wetenschap) beschermheer, beschermvrouw, mecenas, beschermer, beschermster, patroon


vervoeging van
mesar

mesen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van mesar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van mesar
vervoeging van
mesarse

mesen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van mesarse
  2. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van mesarse