Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Mensenzoon


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • men·sen·zoon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mensenzoon mensenzonen
mensenzoons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de mensenzoonm

  1. (religie) man die als sterfelijk persoon afstamt van Adam en Eva en dus belast is met de erfzonde
     ‘Christus, de mens bij uitstek, die niet de kastijding predikt, maar de mens eraan herinnert dat hij eigenlijk al uit het “land van Egypte” bevrijd is en dat er reden is om feest te vieren op Witte Donderdag, op Pasen, op Hemelvaartsdag en op Pinksteren - vier symbolische gestalten in de religie van het geheiligde lichaam dat de mens, elke mens, als mensenzoon niet bezit, maar is’ (…).[1]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Piet Raes
    Over maat en mateloosheid : Jacques De Visscher en de zin van rituelen, symbolen en lijfelijkheid in: Streven., jrg. 68 nr. 8 (september 2001), Jan Koenot, Antwerpen, p. 703 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren