• me·ga·lo·ma·nie
  • In de betekenis van ‘grootheidswaan’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • met het voorvoegsel megalo- en met het achtervoegsel -manie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord megalomanie megalomanieën
verkleinwoord - -

de megalomaniev [3]

  1. (medisch) ziekelijke zelfoverschatting
85 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]