meetpunt
- meet·punt
- samenstelling van meet ww en punt [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meetpunt | meetpunten |
verkleinwoord | meetpuntje | meetpuntjes |
het meetpunt o
- plaats waar men meet
- Zondag stelde het meetpunt van de Amerikaanse ambassade in Delhi de indexwaarde van het aantal (zeer schadelijke) stofdeeltjes met een diameter van 2,5 micrometer of minder op 999: de vervuiling was erger dan het meetsysteem aankon. Meetpunten van Delhi’s Pollution Control Board gaven lagere waarden aan, maar veel inwoners vertrouwen die cijfers niet.[2]
- geografisch referentie punt een plaats waarvan de positie zeer nauwkeurig bepaald is
- [1] ijkpunt, referentiepunt, meetplaats
- [2] meetspijker, meetnagel, kernnetbout
- Het woord meetpunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meetpunt" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joeri Boom 8 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be