• mee·tor·sen

meetorsen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meetorsen
torste mee
meegetorst
zwak -t volledig
  1. op een moeizame manier moeten meedragen
    • Ter Huurne vult aan: "Een fiets met een stalen frame is veel zwaarder. Deze kilo's en de kilo's van onze bagage moeten we allemaal meetorsen. Toch moeten we voor een stalen frame kiezen, omdat ze in de landen waar wij doorheen fietsen alleen staal kunnen lassen en geen aluminium. In de voorbereiding hebben we getracht zoveel mogelijk ellende vooraf uit te sluiten." [1] 
  2. (figuurlijk) op een moeizame manier moeten meedragen
    • We moeten al blij zijn met een belachelijk initiatief, terwijl het land in brand staat. Maak toch plaats voor een burgerregering. Ik ken een paar hele goede ondernemers, die geen politieke partijbelangen meetorsen en die binnen zes maanden dit land weer op de poten hebben gezet. [2] 
    • Deze kruisingen tussen elektrische- en brandstofauto’s zouden beter zijn voor het milieu. Maar zijn in feite ‘ouderwetse’ benzine-auto’s (met een paar extra brandstofbesparende foefjes) die uitsluitend een loodzwaar accupakket en elektromotor meetorsen teneinde een lagere fiscale bijtelling te verkrijgen. [3] 
86 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]
  1. Tubantia 25-01-08 'Even' op de fiets naar de Spelen in Peking
  2. De Telegraaf 15 aug. 2013 'Belachelijk initiatief'
  3. De Telegraaf ROMBOUT KERSTENS 27 mrt. 2014 Tesla-hype
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be