Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meer·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meerprijs meerprijzen
verkleinwoord meerprijsje meerprijsjes

Zelfstandig naamwoord

de meerprijsm

  1. een hoeveelheid geld die men extra moet betalen bovenop de standaard prijs, als men extra eisen stelt aan het gekochte
    • Tegen meerprijs biedt de werf ook een ontwerpcategorie B-versie met dikker laminaat. Het polyesterwerk is vrij dun uitgevoerd, maar netjes afgewerkt.[2] 
    • Geen revolutie, maar evolutie voor de Porsche Cayenne. Tenminste, als we het over de buitenkant hebben. Toch is alles aan de populaire SUV compleet nieuw. En ook bij de 911 GT3 is er nieuws, want Porsche levert dat model nu ook met een Touring Package. In het kort betekent het dat Porsche tegen een meerprijs de enorme achtervleugel eraf schroeft, maar daar doen we de auto eigenlijk mee tekort.[3] 
    • Die reis kan gratis worden omgeboekt, mits ze voor 1 augustus vertrekken, laat Thomas Cook/Neckermann weten. „Die mensen krijgen de mogelijkheid om kosteloos om te boeken naar een andere vakantiebestemming waarbij een eventuele meerprijs wel bijbetaald moet worden”, stelt woordvoerder Hanita van der Meer.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf EPCO ONGERING 07 okt. 2017
  3. de Telegraaf WERNER BUDDING | AUTOVISIE 12 sep. 2017
  4. de Telegraaf 24 jul. 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be