Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·de·plich·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord medeplichtigheid medeplichtigheden
verkleinwoord medeplichtigheidje medeplichtigheidjes

Zelfstandig naamwoord

de medeplichtigheidv

  1. (juridisch) het mede schuld hebben aan een misdrijf
    • Hij werd beschuldigd van medeplichtigheid. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid