medeplichtigheid
- me·de·plich·tig·heid
- afgeleid van medeplichtig met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | medeplichtigheid | medeplichtigheden |
verkleinwoord | medeplichtigheidje | medeplichtigheidjes |
de medeplichtigheid v
- (juridisch) het mede schuld hebben aan een misdrijf
- Hij werd beschuldigd van medeplichtigheid.
1. het mede schuld hebben aan een misdrijf
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord medeplichtigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.