mbo'er

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  mbo'er    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌɛmbeˈʔowər / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• mbo·er

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van  mbo zn  met het achtervoegsel -er, geschreven met een apostrof volgens spellingregel 6.H

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	mbo'er	mbo'ers
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de mbo'er m

1. (persoon) (onderwijs) iemand die middelbaar beroepsonderwijs volgt heeft afgerond

   ▸ Vooral bij uitwonende studenten is de portemonnee nog voor het einde van de maand leeg. De gemiddelde uitwonende mbo'er heeft een inkomen van 903 euro per maand en dat is flink lager dan de 1.052 euro die er iedere maand uit gaat.

2. (persoon) (economie) iemand die een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs heeft afgerond

   ▸ Een mbo'er met een zorggerelateerde opleiding verdient gemiddeld 17.000 euro per jaar, terwijl hbo’ers en wo’ers met een sociale opleiding gemiddeld respectievelijk 27.000 en 37.000 euro verdienen.

Gangbaarheid

• Het woord mbo'er staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.