matineus
- ma·ti·neus
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewoon vroeg op te staan’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
- afgeleid van het Franse matin (met het achtervoegsel -eus) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | matineus | matineuzer | matineust |
verbogen | matineuze | matineuzere | matineuste |
partitief | matineus | matineuzers | - |
matineus
- geneigd om vroeg op te staan
- Sorry, maar ik ben echt totaal geen matineus mens.
1. geneigd om vroeg op te staan
- Het woord matineus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "matineus" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "matineus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ matineus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be