• mas·si·vi·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord massiviteit massiviteiten
verkleinwoord

de massiviteitv

  1. een enorm gewicht
     Haar ranke lijf had zijn eigen massiviteit bestaansrecht verleend.[1]
  2. (figuurlijk) een grote invloed van iets of iemand


  1. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026334672