• mas·sa·cre
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘slachting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord massacre massacres
verkleinwoord massacretje massacretjes

de massacrem

  1. slachting, massamoord
62 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[4]