Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mars·be·vel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marsbevel marsbevelen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het marsbevelo

  1. (militair) stuk papier waarop staat waar een of meerdere soldaten naartoe onderweg zijn
    • Elke soldaat die in opdracht moet reizen, krijgt een marsbevel op datum,' legde Dreißen uit. 'Iemand zonder marsbevel of soldijboekje wordt als deserteur beschouwd. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen