• man·nen·kle·ren
enkelvoud meervoud
naamwoord mannenkleren
verkleinwoord

de mannenklerenmv

  1. (kleding) alle kleding die door mannen gedragen wordt
     Natasja, de lieveling van de jonge Meljoekovs, verdween samen met hen naar de kamers aan de achterkant van het huis, waarheen in opdracht een kurk en allerlei gewaden en mannenkleren werden gebracht, die door blote meisjesarmen om de hoek van de deur van de lakei werden aangenomen.[1]
     Mauhs, in de jaren 20 en 30 een van de bekendste Nederlandse actrices, schokte Nederland met haar decadente levensstijl, die zich onder meer uitte in het dragen van mannenkleren. Ze had die stijl ontwikkeld in het Berlijn van het interbellum, waar ze tot 1936 geregeld verbleef.[2]
  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2.   Weblink bron “Schrijver en dichter Jaap Harten (87) overleden” (02-12-2017), NOS