makheid
- mak·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | makheid | |
verkleinwoord |
de makheid v
- het heel rustig, kalm, sloom, saai en geduldig zijn
- Ik ken zat mannen die botergeil zijn, maar die hun behoeftes gewoon kunnen kanaliseren naar momenten die uitkomen. Die niet de drang voelen iets te doen wat het object van hun verlangen niet prettig vindt. Die juist doorhebben dat hoe vrijer een vrouw zich voelt, hoe beter de seks gaat worden. Ik zie dat niet als makheid, maar als beschaving. [2]
- Het is waarschijnlijker dat alle moslims in Nederland op dezelfde dag Jehova`s Getuigen worden dan dat de Nijmeegse revolutionairen ineens eindeloos geduld met het gezag hebben. Ze schijnen zich zelfs niet te realiseren dat hun makheid op de buitenwereld een atypische indruk maakt. [3]
- Het woord makheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "makheid" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ HP de Tijd STELLA BERGSMA 3 JUN 2017 In mijn broekje
- ↑ NRC Gerrit Komrij 22 december 2005 `Hij bevond zich op de verkeerde plaats op het verkeerde moment`
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be