• ma·de·ra
  • Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘rode wijnsoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1743 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord madera madera's
verkleinwoord maderaatje maderaatjes

de maderam

  1. (drinken) een versterkte , zeer lang houdbare wijn, afkomstig van het eiland Madeira
49 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[2]


  • madera
enkelvoud meervoud
madera maderas

madera v

  1. hout