machinist
- ma·chi·nist
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iem. die toezicht houdt op de machines’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van machine met het achtervoegsel -ist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | machinist | machinisten |
verkleinwoord | machinistje | machinistjes |
de machinist m
- (beroep) (spoorwegen) een bestuurder van een trein
- ▸ Zolang Johan naast me zat op het verborgen houten bankje helemaal voorin bij het hokje van de machinist kon ik me groothouden.[2]
1.
|
- Het woord machinist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "machinist" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "machinist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be