Nederlands

 
1. Weg verhard met macadam.
Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ca·dam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord macadam -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

macadam m / o

  1. (verkeer) type zeer open wegverharding van drie lagen steenslag, in het spraakgebruik ook wel gebruikt voor wegen die met asfalt zijn verhard
     Op weg met zeven renners voor een verkenning van de Hel van het Noorden herinnert Rabobank-ploegleider Theo de Rooy zich een editie van de keienklassieker waarbij Panasonic-ploeggenoten Eric Vanderaerden en Eddy Planckaert niet met “dikke tuinslangen” wilden rijden. “Want die bolden niet op de macadam, de verharde weg”, imiteert De Rooy beide Belgen.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen