maagbloeding
  • maag·bloe·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord maagbloeding maagbloedingen
verkleinwoord

de maagbloedingv

  1. (medisch) een gebeurtenis waarbij iemand bloed verliest naar het maag-darmkanaal toe vanuit de maagwand
    • Toen mijn vriend en ik ons verloofden en een groot feest organiseerden, waren mijn ouders er natuurlijk ook. Vlak daarna moest mijn vader echter met een maagbloeding acuut naar het ziekenhuis. Achteraf bleek dat hij het zich zo aantrok dat ik in het buitenland zou gaan wonen (wat uiteindelijk niet doorging) dat hij een maagzweer en een maagbloeding kreeg. Vreselijk.[2] 
    • Van ibuprofen is bekend dat deze pijnstiller tot een maagbloeding kan leiden. Met een kater is die kans nog groter, al helemaal als je maag nog leeg is. Ik zou dan ook niemand aanraden om ibuprofen te slikken bij een kater.”[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 12 mrt. 2018
  3. de Telegraaf SHARDA VAN DER HELM 29 dec. 2017