maïsteelt
- maïs·teelt, ma·is·teelt
- samenstelling van maïs zn en teelt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maïsteelt | maïsteelten |
verkleinwoord | - | - |
- (landbouw) verbouw van maisplanten
- In natte en koude gebieden, zoals geconstateerd bij tarweteelten in Finland en maïsteelten in Polen, vallen de voordelen van niet ploegen vooralsnog tegen. [1]
- Het woord maïsteelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maïsteelt" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Heselmans, M.Stoppen met spitten (16 mei 2015) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2018-03-24
- ↑ Zie taaladvies Onze Taal
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be