maïskoek
- Geluid: maïskoek (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɑɪsˌkuk / (3 lettergrepen)
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈmaʲɪskuk/
- ma·is·koek
- samenstelling van maïs en koek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maïskoek | maïskoeken |
verkleinwoord | maïskoekje | maïskoekjes |
de maïskoek m
- Het woord maïskoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maïskoek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Zie taaladvies Onze Taal
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be