• lur·ken
  • [1] vermoedelijke klanknabootsing
    Typisch drinken van een kind aan de borst van zijn moeder. Met kleine slokjes en met bijgeluid. Werd ook gebruikt voor bijgeluiden van (water)pompen, in de betekenis van ‘hoorbaar zuigen’ voor het eerst aangetroffen in 1611 [1] [2] [3]
  • [2] van Amerikaans Engels  lurk ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lurken
lurkte
gelurkt
zwak -t volledig

lurken

  1. hoorbaar zuigen of drinken
    • Kinderen, zit niet op die rietjes te lurken. 
  2. (informatica) passief deelnemen aan een interactief bedoelde toepassing van internet, dus zonder te reageren of bij te dragen
95 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]