luizig
- lui·zig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | luizig | luiziger | luizigst |
verbogen | luizige | luizigere | luizigste |
partitief | luizigs | luizigers | - |
luizig
- armoedig
- De luizige zwerver had geen nagel om zijn gat te krabben.
- vies, smerig
- De luizige zwerfkat moest eerst gewassen worden voordat hij in het dierenasiel mocht verblijven.
- Het woord luizig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luizig" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be