• lo·vend
vervoeging van: loven
verbogen vorm: lovende

lovend

  1. onvoltooid deelwoord van loven


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lovend lovender lovendst
verbogen lovende lovendere lovendste
partitief lovends lovenders -

lovend

  1. complimenten gevend; waardering gevend
    • Lovende woorden voor de 23 wandelaars in het clubgebouw maar zorgen zijn er ook. De gemiddelde leeftijd van de leden is hoog. Vijftigers worden al onder de categorie ‘jong’ geschaard. [1] 
    • Ook de Avondetappe blijft onverminderd populair. De nabeschouwingstalkshow met Dione de Graaff op de late avond doorbrak op zondag ook de miljoengrens. Sinds de start van de Tour behaalt het NPO-1-programma al mooie cijfers en zijn er lovende kritieken. Alleen het slotitem van Kasper van Kooten kon op de nodige kritiek leveren, maar dat is inmiddels geschrapt. [2] 


98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]