Nederlands

 
losliggende botten
Uitspraak
Woordafbreking
  • los·lig·gend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen losliggend
verbogen losliggende
partitief losliggends

Bijvoeglijk naamwoord

losliggend

  1. wat ligt en niet vast verbonden is met andere zaken
     Hij duwt met zijn voet een losliggende boomstronk op hun pad opzij.[1]
     Gisteren werd boven plafondplaten in het Triadegebouw losliggend asbest gevonden. Uit voorzorg moesten alle medewerkers het pand uit. Het hoofdgebouw van het UMCG bleef gewoon open.[2]
Synoniemen
Antoniemen

Werkwoord

vervoeging van: losliggen
verbogen vorm: losliggende

losliggend

  1. onvoltooid deelwoord van losliggen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron “Asbestgebouw UMCG weer open” (12-12-2013), NOS