[1] vrouw met loshangend haar
  • los·han·gend
vervoeging van: loshangen
verbogen vorm: loshangende

loshangend

  1. onvoltooid deelwoord van loshangen



stellend
onverbogen loshangend
verbogen loshangende
partitief loshangends

loshangend

  1. van haar dat het niet samen- of opgebonden is
  2. niet meer stevig vastzittend
    • Ook worden de bomen langs paden en wegen met behulp van een hoogwerker geïnspecteerd op loshangende takken. [1] 
    • Oscars Eend is geen esthetisch hoogstandje. Er zitten deuken in, het interieur ziet eruit als een vuilcontainer en loshangende onderdelen zijn met touwen aan de carrosserie gebonden. [2]