lange haren die loshangen
  • los·han·gen

loshangen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
loshangen
hing los
losgehangen
klasse 7 volledig
  1. niet vastgebonden / niet vastgezet / niet samengebonden
    • Alleen is voor de ouder die een kinderfietsje wil kopen door de bomen het bos niet meer zichtbaar. Kijk daarom eerst even rond in het fietsenrek van de basisschool. Zie welke kleurstellingen populair zijn, welke uitvoeringen hip. Let goed op bij welke merken de onderdelen al zijn verbogen of loshangen, let vooral op kwetsbare onderdelen zoals handremmen. Kijk vervolgens in de portemonnee. Is die vol, ga dan naar de rijwielhandel en vraag om advies. Neem wel een rijwielhandelaar die ook nog fietsenmaker is.[2] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Anthon Keuchenius 28 mei 2001
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be