loopgips
- loop·gips
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loopgips | |
verkleinwoord |
het loopgips o
- (medisch) een gipsverband dat om een gebroken been of voet zit en waarmee je kan en mag lopen
- Het woord loopgips staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loopgips" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 29 jul. 2017
- ↑ de Telegraaf PATRICIA CORTIE 15 nov. 2012
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be