• loe·res
enkelvoud meervoud
naamwoord loeres loeresen
verkleinwoord - -

de loeresm

  1. (pejoratief) (verouderd) iemand die dom of lomp is
    • Dìe loeres, wees hij naar Leon Pakkedrager, die in rook-wellust zoo over zijn sigaar gebogen lei, dat hij er absoluut geen vermoeden van had, de aangewezene te zijn, ... heeft dat knulletje 't krankzinnigst in de hoogte gestoken... 't is 'n mannetje van niks ... 'n doodgewone prul... [3]